Natuurwerkdag in de Gaas zaterdag 2 nov 2024

Jaarlijkse Natuurwerkdag in de Gaas.

Op zaterdag 2 november vindt de landelijke natuurwerkdag plaats. Op allerlei plekken in het land kun je je die dag inzetten voor het behoud van de natuur, ook in Stadsbos013. Onder leiding van expeditieleider Rob Vereijken en bosbeheerder Weijtmans steken we onze handen uit de mouwen in heidegebied De Gaas. Om ervoor te zorgen dat de heide open blijft, is het daar nodig om jonge boompjes te zagen en te verwerken tot takkenrillen. Door het gebied open en gevarieerd te houden, kunnen bijzondere dieren en planten op de Gaas leven. Denk maar aan de levendbarende hagedis, allerlei wilde bijen en wespen, en natuurlijk doet de hei het ook steeds beter. De stekelbrem en de kruipbrem steken ook steeds vaker hun gele kopjes boven de hei uit.

Alle hulp is welkom! Lijkt het je leuk om mee te helpen? Meld je dan van tevoren aan via de website van natuurwerkdag. Koffie/thee en lunch wordt verzorgd, Er is ook sanitaire voorzieningen aanwezig

Wanneer: zaterdag 2 november, 10.00 – 16.00 uur

Waar: Heidegebied De Gaas. Verzamelen bij de bushalte ten westen van de bussluis op de grens van de Witbrantlaan-West en Witbrandlaan-Oost in Tilburg.

Meer informatie en aanmelden: Website Natuurwerkdag

 

Witte Waterlelie’s

Voor de tweede keer bloeien de witte waterlelie weer in de vijver het Reeshofpark

De witte waterlelie (Nymphaea alba) is een algemeen voorkomende waterplant met drijvende bladeren. De witte waterlelie groeit in stilstaand en zwak stromend water met een diepte van maximaal 1,5 m. Tegen watervervuiling is de plant redelijk goed bestand.

De bladeren zijn min of meer rond en drijven op het wateroppervlak. Ze hebben een hartvormige voet. De bladsteel is rond en heeft grote luchtkanalen die lucht naar de wortelstok geleiden.

Witte waterlelies hebben geurige, witte bloemen met een doorsnede van 10-20 cm die op het wateroppervlak drijven. De alleenstaande bloemen staan alleen op cilindrische bloemstelen. Er zijn twintig tot vijfentwintig puntige kroonbladeren en vier kelkbladeren. De zittende stempels vormen een oranjegele knop met acht tot vierentwintig stempelstralen.

De vrucht, die onder water rijpt, heeft meestal de vorm van een fles, maar is soms bolvormig. De zaden worden door het water verspreid.

De plant houdt van zon en bloeit meestal in de maanden juni tot augustus.

Bron Wikipedia – Foto Tonnie Verheijden

Zwart Meesje

De zwarte mees is weer aanwezig in de Gaas.

De zwarte mees (Periparus ater; synoniem: Parus ater) is een zangvogel uit de familie van echte mezen (Paridae).
Ze worden ongeveer elf centimeter groot, ongeveer even groot als de pimpelmees. De kop is relatief groot, er is geen zwarte buikstreep aanwezig zoals bij de koolmees. De zwarte mees heeft twee witte vleugelstrepen, een zwarte kruin, witte wangvlekken en een witte vlek in de nek. Mannetje en vrouwtje zijn gelijk.
Het voedsel bestaat hoofdzakelijk uit spinnetjes en insecten, in de winter zaden van sparren, de mees foerageert ook wel in loofbomen. Nestelt in boomholen, rotsspleten, of nestkasten, maar ook in gaten in de grond.
De zwarte mees komt in het overgrote deel van Europa het hele jaar voor, waaronder in Nederland en België. Zwarte mezen komen veel voor in naaldbossen en minder vaak in tuinen dan de kool- en pimpelmees.

Bron Wikipedia, Foto Tonnie Verheijden

Witkop Staartmees

De staartmees (Aegithalos caudatus) is een zangvogel uit de familie van de staartmezen (Aegithalidae). Hij behoort niet tot de familie van de echte mezen(Paridae); staartmezen vormen een eigen familie.

Een volwassen staartmees heeft een totale lengte van 13 tot 16 centimeter, inclusief de lange, smalle staart van 6 tot 10 centimeter. De vleugelspanwijdte is 16 tot 19 centimeter,[2] wat relatief klein is voor een zangvogel. Hij heeft een rond lichaam, een korte, stompe snavel en lange, slanke poten. De donkere ogen zijn bij sommige vogels omrand met een felgekleurde oogring.

De staartmees dankt zijn pluizig uiterlijk aan zijn veren die hij meestal opgezet heeft. Het verenkleed aan de bovenzijde is zwart en wit en aan de onderzijde wit. Veel ondersoorten hebben bovendien roze en/of grijze tinten over het hele verenkleed. Over de gehele lengte van de staart loopt een witte streep. Er bestaan veel geografische variaties in het kleurpatroon en sommige ondersoorten als A. c. caudatus en A. c. japonicus hebben een geheel witte kop, terwijl andere soorten een grijze tekening op de kop hebben. In gebieden als Noord-Europa krijgen koppels van verschillende ondersoorten regelmatig gemengd gekleurde nakomelingen.

Het kleed van geslachten is gelijk. Jonge vogels ondergaan voor hun eerste winter een complete rui die leidt tot het volwassen verenpak.

Bron Wikipedia Foto Tonnie Verheijden

 

Koninginnepage

Heel bijzonder wanneer een Koninginnenpage vlinder op bezoek komt.
Een vrij schaarse standvlinder die vooral in de zuidelijke helft van het land wordt waargenomen. De laatste jaren komen er ook steeds meer meldingen uit de rest van Nederland, tot aan de Waddeneilanden toe. Het aantal exemplaren per jaar wisselt.
Diverse biotopen, waaronder ruderale terreinen en kruidenrijke graslanden.

Vooral peen (ook de gecultiveerde vorm); daarnaast ook andere schermbloemigen, zoals bevernel, engelwortel, pastinaak en venkel.

Eind april-half juni en begin juli-half september in twee generaties. In warme jaren vliegt er mogelijk een partiële derde generatie in oktober. De koninginnenpage wordt vaak bij heuveltoppen gezien waar mannetjes en vrouwtjes elkaar ontmoeten; dit gedrag wordt ‘hill-topping’ genoemd.

Rups: half mei-half juni en half augustus-eind september. Bij gevaar wordt een rood vorkvormig orgaan uitgestulpt waarmee de rups een doordringende stank verspreidt. De soort overwintert als pop in de kruidlaag.

Bron: vlindernet.nl  Foto  Tonnie Verheijden

 

 

Bruinblauwtje

 

Bruinblauwtje.

Gefotografeerd op de heide in de Gaas.

Het bruin blauwtje (Aricia agestis,  door sommige auteurs in het geslacht Plebejus geplaatst) is een vlinder uit de familie van de kleine pages, vuurvlinders en blauwtjes (Lycaenidae).

Er is gemakkelijk verwarring mogelijk met het vrouwtje van het icarusblauwtje, dat ook bruine vleugels heeft. Het bruin blauwtje heeft op de onderzijde van de voorvleugel echter geen vlekje aan de basis van de vleugel, het icarusblauwtje wel. Ook ligt de bovenste van de twee vlekjes aan de voorrand van de achtervleugel bij het bruin blauwtje dicht tegen de bovenste rij van vlekjes, terwijl die bij het icarusblauwtje een stuk lager ligt.

Het bruin blauwtje komt algemeen voor in Centraal- en Zuid-Europa, op warme graslanden, heiden en duinen. Als zwerver en dwaalgast kan de vlinder worden aangetroffen in Nederland en België. In het kustgebied komt de vlinder als standvlinder voor.

Het bruin blauwtje profiteert van de opwarming van de aarde en doet dit niet onopgemerkt. In 2012 vloog de soort in het Verenigd Koninkrijk 79 kilometer noordelijker dan 20 jaar daarvoor. Maar niet alleen in de UK gaat het haar voor de wind, ook in de rest van Europa doet ze het zeer goed.

De vliegtijd is van mei tot en met oktober.

Bron wikipedia Foto Tonnie Verheijden

 

 

 

 

 

Gehakkelde Aurelia

Gehakkelde Aurelia in de gaas.

Voorvleugellengte: 20-26 mm. De bovenkant van de vleugels heeft een oranje grondkleur met zwarte vlekken. De donkerbruine achterrand van zowel de voor- als de achtervleugel is sterk gekarteld. Op de onderkant van de achtervleugel bevindt zich een kleine witte C.

Een algemene standvlinder die verspreid over het hele land voorkomt. Tot de jaren tachtig van de vorige eeuw werd de soort weinig waargenomen in het noorden en westen van het land, maar sinds die tijd heeft de gehakkelde aurelia zich steeds verder uitgebreid.

Habitat
Bosranden, open plekken in het bos, parken en tuinen.

Waardplanten
Vooral grote brandnetel; ook hop, iep, ribes en wilg.
Maart-oktober in twee elkaar overlappende generaties. De vlinders voeden zich met nectar van verschillende planten en drinken ook van plassen of mest; in het najaar zijn ze geregeld aan te treffen op rottend fruit.
De rupsen leven op de bovenkant van de bladeren, waar ze niet opvallen omdat ze net een vogelpoepje lijken. De verpopping vindt plaats in de vegetatie, op of in de buurt van de waardplant. De soort overwintert als vlinder vlak bij de grond, bijvoorbeeld aan de onderkant van boomwortels, in een holle boom of tussen takkenbossen of afgevallen bladeren; zelden in gebouwen. De eieren worden afgezet op een bladrand van de waardplant.

Bron Wikipedia Foto Tonnie Verheijden

 

Kleine Vuurvlinder in de tuin

Kleine Vuurvlinder in de tuin,

Een algemene standvlinder die verspreid over het hele land voorkomt; meestal niet in grote aantallen.
Vrij open en meestal droge gebieden, zoals schrale plekken op de zandgronden in graslanden, heidevelden, kapvlakten, duinen, braakliggende gronden, tuinen en bermen; ook schrale graslanden in moerassen en op vochtige heiden.

Eind april-half juni, eind juni-begin oktober en begin september-eind oktober in drie generaties. De derde generatie varieert van jaar tot jaar sterk in omvang.
Rups: half augustus-half mei en eind mei-begin juli. De rups is meestal te vinden op de onderkant van een blad. Omdat een dun laagje van de onderkant van het blad wordt weggevreten zijn bezette bladeren vaak goed herkenbaar door doorvallend licht. De soort overwintert als halfvolgroeide rups in de strooisellaag. De verpopping vindt plaats onder of tussen de bladeren van de waardplant of in de strooisellaag.

Bron: vlindernet.nl   Foto’s  T.V.S. Nature photography

 

kleine Vuurvlinder

Kleine Vuurvlinder in de Gaas.

De bovenzijde van de voorvleugel is oranje met onregelmatige zwarte vlekken en een bruine rand. Aan de onderzijde is de tekening vergelijkbaar, maar met een licht grijsbruine bruine rand en lichter oranje. De achtervleugel is aan de bovenzijde bruin met wat zwarte vlekken en een oranje veld bij de achterrand. De onderzijde is licht grijsbruin en heeft een heel onduidelijke tekening: hieraan is de soort in Europa gemakkelijk van andere vuurvlinders te onderscheiden. Bij sommige ondersoorten buiten Europa is echter een duidelijke oranje band langs de achterrand van de vleugel te herkennen.

Het verschil tussen de mannelijke en vrouwelijke exemplaren is niet zo groot: aan de onderzijde zijn de zwarte vlekjes op de voorvleugel van het vrouwtje groter en meer ongeordend.

In zeer kleine aantallen worden exemplaren waargenomen met een lichtgele of witte in plaats van het oranje tekening.

Met een voorvleugellengte van rond de 13 millimeter is de kleine vuurvlinder een vrij kleine vlinder.

Bron Wikipedia Foto Tonnie Verheijden

 

Nijlganzen met jonkies

Het voorjaar komt er aan, de nijlganzen zijn druk bezig met hun 8 jonkies groot te brengen in ’t Reeshof park.
De nijlgans (Alopochen aegyptiaca), ook wel vosgans of Egyptische gans genoemd, is een eendachtige vogel uit de familie Anatidae (zwanen, ganzen en eenden). In deze familie wordt de soort in de onderfamilie Tadorninae (halfganzen) geplaatst. Dit zegt meteen iets over het formaat. De naam nijlgans is verwarrend, want hij behoort niet tot de onderfamilie Anserinae (zwanen en ganzen). De oude Egyptenaren beschouwden de nijlgans als een heilig dier en beeldden hem regelmatig af in hun kunst.
De lichaamslengte bedraagt 63 tot 73 cm en het gewicht 2,5 kg. Het verenkleed van beide geslachten is gelijk
De nijlgans leeft voornamelijk op het land, hoewel hij goed kan zwemmen. In het broedseizoen verdedigt hij een territorium agressief, ook onderling zijn ze weinig verdraagzaam. Agressiviteit is een handelsmerk van deze soort. Ze passen brute kracht toe om het nest van een andere vogel in te pikken – waarvan vooral grauwe ganzen, maar ook roofvogels, kraaien, eenden en dergelijke het slachtoffer kunnen zijn. Pullen van andere eendachtigen worden als het zo uitkomt verdronken.
De vogel eet zaden, bladeren, grassen en stengels. Af en toe eet dit dier sprinkhanen, wormen en andere kleine dieren. Broeden gebeurt vooral in holen in de stam van grote bomen. Het vrouwtje bouwt een nest van riet, bladeren en gras. Om de beurt bebroeden vrouw en man de eieren. Beide ouders zorgen voor de jongen tot ze zelfstandig zijn.

Bron Wikipedia. foto Tonnie Verheijden

 

Goudvink

Vorig jaar in de Gaas Gemaakt.

Goudvink, Laat in de middag een klein wandeling gemaakt door de Gaas, heel veel vogels horen zingen maar nu de blaadjes al flink gegroeid zijn kun je ze bijna niet zien, ik was van plan om naar huis te lopen toen ik iets rood in een klein boompje zag vliegen, een Goudvink

De goudvink is in Nederland een vrij algemene broedvogel van de zandgronden waarop naaldbos staat. In de periode 1979-1985 bedroeg het aantal broedparen circa 17500 paar. De goudvink breidde zijn areaal binnen Nederland gedeeltelijk uit, bijvoorbeeld naar de bossen in Flevoland. Op sommige plaatsen was er ook een sterke achteruitgang. Volgens SOVON bleef in de periode 1990-2007 het aantal broedparen vrij constant. Rond 2007 broedden er nog ongeveer 8000 paar in Nederland.] Vlaanderen behoort tot de streken waar het minder goed gaat met de goudvink,de soort staat daar op de Vlaamse rode lijst als bedreigd. De goudvink staat als niet bedreigd op de internationale rode lijst van de IUCN.

Bron Wikipedia Foto Tonnie Verheijden

 

Goudhaantje

Goudhaantje vloog samen met een groep Staartmeesjes mee, ik dacht eerst dat het een Winterkoninkje was tot dat ik door mijn cameralens keek. ze zijn moeilijk te fotograferen omdat ze geen minuut stil gaan zitten.

De goudhaan (meestal vanwege zijn formaat het goudhaantje genaamd) (Regulus regulus) is een zangvogel uit de familie van Reguliere.
Het goudhaantje wordt slechts 8,5 cm groot, bij een gewicht van 4 tot 7 gram. Daarmee is deze vogel, samen met het nauw verwante vuurgoudhaantje de kleinste Europese vogelsoort.De vogel heeft een tere snavel met een neusopening, die bedekt is met veerborstels. Het bruingrijsgroene verenkleed is heel dicht, met een zwart omzoomde kruinstreep, die bij het mannetje meer oranje en bij het wijfje geel is.
Het met haren en veertjes beklede komvormige nest wordt aan de rand min of meer dichtgetrokken om de warmte binnen te houden. Het legsel bestaat uit 7 tot 11 witte, grijsgewolkte eitjes, die in 12 tot 16 dagen uitgebroed worden. Een goudhaan leeft gemiddeld 8 maanden en plant zich in deze korte tijd twee keer voort.

Bron Wikipedia – foto Tonnie Verheijden

 

Kramsvogel

De Kramsvogel (Turdus pilaris) is een zangvogel uit de familie lijsters (Turdidae). Het is een trekvogel die leeft in grote groepen.

De kramsvogel heeft de typische lichaamsbouw van de meeste echte lijsters; hij is gedrongen, heeft relatief forse poten en een stevige, dolkvormige snavel. De lichaamslengte van een volwassen vogel bedraagt zo’n 25 centimeter en de vleugelspanwijdte 39 tot 42 centimeter.

De kramsvogel onderscheidt zich van andere lijsters door zijn karakteristieke verenkleed. Deze is bij het mannetje en het vrouwtje vrijwel identiek. Het voorhoofd, de kruin, de nek en de oordekveren zijn duifgrijs gekleurd. Elke veer op de kruin en het voorhoofd heeft een centrale bruinzwarte streep, die bij het mannetje iets breder is. Het gebied onder de ogen en op de teugel (tussen de ogen en de snavel) is zwart gekleurd. Boven de ogen heeft de kramsvogel vage lichte streepjes. De lichtgekleurde borst is opvallend bruinzwart gespikkeld en gestreept. De kleur van de borst verloopt van gelig op de bovenborst tot wit naar de buik. Bij het vrouwtje is de borst lichter gekleurd en heeft deze minder en kleinere vlekken en strepen.

Bron Wikipedia – foto Tonnie Verheijden

Keeps

Keeps

De keep lijkt qua gedrag en formaat sterk op de gewone vink (F. coelebs) maar onderscheidt zich door een witte stuit en minder wit op de staart.

De staart is sterker gevorkt dan bij de vink. Het mannetje heeft een oranje borst en schouder en een donkergrijze kop, die in het zomerkleed zwart kleurt

De naam van de keep is afgeleid van zijn roep: een rauw of raspend nasaal chèèèèèp. De zang is een langgerekt ietwat raspend sjruur, dat in volume toeneemt en weer afnemend, zodat de zang doet denken aan het geluid van een cirkel zaagje.Leefwijze

Het voedsel bestaat uit verscheidene oliehoudende en kiemende zaden, vruchten en bessen, knoppen en insecten. De vogel leeft in groepsverband met andere vinkachtigen

Het nest wordt in de bomen of aan de bosrand gebouwd. Het legsel bestaat uit vier tot vijf blauwe tot roodachtig grijze eieren met donkere vlekken

De keep broedt in naald- en berkenwouden in het noorden van Europa en Azië tot aan het schiereiland Kamtsjatka en overwintert in heel Europa en Midden-Azië tot in China.

De keep komt in de wintermaanden in Nederland en België voor en broedt in bergbossen van Fenno scandinavië en verder tot in Oost-Siberië.

Bron Wikipedia – foto Tonnie Verheijden