Voorvleugellengte: 13-16 mm. Deze uil, die in rust de vleugels vaak enigszins gespreid houdt, heeft een zwartbruine voorvleugel. In het
middenveld ligt een kenmerkende grote grillige, crèmekleurig omrande vlek met daarin een duidelijke zwarte stip en een lichtgekleurde, meestal T-vormige vlek. Deze figuur lijkt op het profiel van een heks met een opvallend oog en een uitstekende neus. Vooral rondom deze figuur en aan de buitenzijde van de lichte golflijn is de vleugel enigszins grijs bestoven. Op de eveneens donkerbruine achtervleugel bevindt zich een patroon van overdwars in rijen gerangschikte, kleine crèmekleurige vlekken. Er is weinig variatie in kleur en tekening.
Gelijkende soorten
Deze uil wordt soms verward met de aardbeivlinder (Pyrgus malvae), een dagvlinder met een overlappende vliegperiode (half april-eind juni) die soms in dezelfde habitat vliegt. De aardbeivlinder is echter te herkennen aan het patroon van witte vlekjes op zowel de voor- als de achtervleugel, het ontbreken van het heksenprofiel en het totaal andere vlieggedrag.
Voorkomen
Een gewone soort die verspreid over het hele land voorkomt, vooral in de duinen en op de zandgronden in het binnenland.
Habitat
Graslanden, heiden, bloemrijke weilanden, bosranden, wegbermen en spoordijken.
Waardplanten
Diverse kruidachtige planten en grassen, waaronder klaver, rolklaver, hopklaver, luzerne en kropaar.
Vliegtijd en gedrag
Eind april-eind juli in één generatie; soms een partiële tweede generatie tot eind augustus. De vlinders zijn uitsluitend overdag bij zonnig weer actief en bezoeken bloemen van onder andere klaver. De vlinders zijn gemakkelijk te verstoren, waarbij ze een klein stukje vliegen en weer gaan zitten; ze zitten vaak met licht trillende vleugels op een blad.
Levenscyclus
Rups: juni-september. De rups is vooral ´s nachts actief en rust overdag op de waardplant of langs een grasstengel. De soort overwintert als
pop in een cocon die tussen grashalmen bevestigd is of ook wel in de grond.